Skip to main content
rijst
rijst

We are busy translating all the content, for now this article is only available in Dutch.

 

Marlies Lageweg

Tijdens mijn studie geschiedenis aan de Erasmus Universiteit leerde ik dat geschiedenis een constructie is die voortdurend gemanipuleerd en gekneed wordt naar eigentijdse behoefte. Historische teksten en beelden bleken niet een afspiegeling te zijn van wat er in het verleden gebeurd was, maar door tijd, plaats en cultuur gekleurde representaties. De belangrijkste vraag die mij altijd is bijgebleven is, wiens geschiedenis vertel je?

Tijdens mijn studie fotografie aan de Koninklijke Academie voor Beeldende Kunst in Den Haag kwam ik, op zoek naar mijn onderwerp en fascinaties, weer uit bij de door mediabeelden gekleurde herinneringen aan de treinkaping door Molukse kapers en de beeldvorming hieromtrent. Representatie van geschiedenis en de impact van (historische) beelden en beeldvorming zijn sindsdien het vertrekpunt van mijn kunstprojecten geworden.

Historische beelden en beeldvorming spelen in Nederland een belangrijke rol in de relatie tussen geschiedenis en nationale identiteit. Dagelijks zien we beelden die betrekking hebben op ons nationale verleden. In de media, maar ook in tentoonstellingen over de Gouden Eeuw in het Rijksmuseum, de introductie van het ‘Plakkaat van Verlatinghe’ als oerdocument van de Nederlandse natie, films over nationale zeehelden en tijdens nationale feestdagen en sportevenementen waarbij de kleur oranje (Willem van Oranje) een soort obsessie lijkt.

Deze beelden vertegenwoordigen iets. Wat dat ‘iets’ precies is, is echter lang niet altijd duidelijk. Omdat ze verweven zijn met onze eigen culturele en politieke achtergrond en we er onszelf bewust of onbewust mee identificeren, is het moeilijk om te beseffen hoezeer deze beelden onze perceptie bepalen.

Een voorbeeld van de kracht van beeldvorming is de creatie van een nationale identiteit op basis van de mythe van de Gouden Eeuw. Als in 1815 het Koninkrijk der Nederlanden wordt gesticht geeft Koning Willem I schrijvers de opdracht het eigen nationale verleden te verheerlijken. Interesse in 17e eeuwse schilders groeit, net als nationalistisch getinte poëzie en literatuur. Het Rijksmuseum wordt geopend en standbeelden voor Rembrand, Vondel en Michiel de Ruyter worden opgericht.

Langzaam groeit de nationale trots, gebaseerd op de beelden en verhalen over Nederlandse zeehelden, de strijd tegen de Spanjaarden en Nederland als koloniaal wereldrijk. ‘De Nederlander’ wordt door deze beelden en tekst en onderdeel van een verhaal.

Deze bewust gecreëerde verhalen en beelden zijn, twee eeuwen later, nog steeds onderdeel van hoe wij onszelf als Nederlander identificeren. Bovendien is er een duidelijke link om tussen de opkomst van het nationalisme in de 19e eeuw en de explosieve groei van archieven.

Met het ontstaan van nationale staten in de 19e eeuw groeit het aantal archieven. Niet zo gek als je bedenkt dat het archief bij uitstek een bureaucratische instelling is en een middel om grip te krijgen op de organisatie van de staat. Alles wat de overheid betrof moest bewaard en vastgelegd worden. Tegelijkertijd groeide de betekenis van het archief als instrument om historische kennis op te slaan en vormen van herinnering te verzamelen.

In onze beleving is het archief een objectieve verzamelplaats van documenten, objecten en beeld uit het verleden. Het lijkt de geschiedenis onpartijdig weer te geven omdat het ‘bewijs’ van het verleden rechtstreeks wordt gepresenteerd in de vorm van overblijfselen en sporen. Omdat het lijkt alsof het archief dicht bij de feitelijke gebeurtenis blijft wordt het daarom zeer geschikt geacht om uitspraken te doen over wat er in het verleden gebeurd is.

Het archief wordt ook wel beschouwd als een geheugensysteem. Het maakt deel uit van een collectief geheugen dat tot stand gekomen is door een systematische indeling van gegevens. Maar feitelijk doet een archief meer dan dat: het maakt niet alleen een selectie uit het verleden, maar beschrijft, benoemt en deelt dit verleden in op basis van autoriteit en sociale orde. De vraag is daarom wat de data en collecties die in archieven opgenomen zijn representeren? Wie heeft het bewaard en waarom?

Volgens de Franse filosoof Foucault creëren archieven een eigentijdse constructie van het verleden. Ze legitimeren het heden en benadrukken hedendaagse normen en waarden door specifieke gegevens over het verleden te verzamelen. Door selecties te maken wordt een verleden gecreëerd. Elke registratie van het verleden in het archief gaat daarom gepaard met het weglaten van dingen. Volgens Foucault kan het archief dus worden gezien als de herinneringen die de samenleving bewaart om zichzelf te kennen.

Archieven zijn nauw verbonden met overheden, wetten en macht. Maar kunstenaars kunnen ‘bewijsstukken en bronnen’ die in het archief te vinden zijn opnieuw interpreteren en hiaten invullen. Fictie en non-fictie worden daarmee evenredig belangrijk voor het vertellen van verhalen.

Werken met archieven heeft een bepaalde aantrekkingskracht. Het heeft te maken met de wens om terug te keren naar het begin van de dingen. En het biedt de mogelijkheid het onzichtbare – de geschiedenis – zichtbaar te maken aan de hand van teksten, object, geuren, kleuren, materialen. Ikzelf vind archieven zo interessant omdat ze denkwerelden blootleggen die iets zeggen over een bepaalde periode, over sociale verhoudingen, de dominante cultuur en macht.

Met een achtergrond als historicus onderzoek ik hoe denkpatronen ontstaan die bepalend zijn voor de manier waarop we de werkelijkheid analyseren en beschrijven. Ik werk vaak samen met wetenschappers, natuurhistorische musea en andere instellingen die historische kennis overdragen. Ik ben zeer geïnteresseerd in (wetenschappelijke) archieven, omdat die een belangrijke rol in hoe en wat we ons herinneren. Wat representeren de data en verzamelingen in archieven? Wie heeft wat bewaard en waarom? Ik onderzoek de archieven echter als beeldend kunstenaar en niet als wetenschapper: de een heeft als doel subjectief te zijn, de ander juist om objectief te zijn.

Specimens
Mijn project Specimens gaat over het onderzoek in het historische zaden en plantenarchief van Naturalis in Leiden. Dit eeuwenoude archief is pas sinds vorig jaar opengesteld voor onderzoek en kan beschouwd worden als ‘een materialenbibliotheek van de koloniale geschiedenis’.

De Verenigde Oost Indische Compagnie (VOC) en de West Indische Compagnie (WIC) vervoerden in de 17e eeuw op routes tussen Europa, Indonesië, India, Noord-Amerika, Afrika, Suriname, Brazilië en Curaçao voornamelijk slaven, plantagegewassen en handelsgoederen. Op verzoek van wetenschappers brachten zij gedroogde planten, kaneelbladeren, handgekleurde tekeningen van medicinale planten, wortels en zaden mee.

In de 19e eeuw groeide de belangstelling voor deze producten vanwege technologische vooruitgang en industrialisatie, waardoor meer vraag was naar planten en mineralen. Deze zaden en planten werden voor onderzoek opgestuurd om te kijken of de gewassen geschikt waren om op grote schaal te produceren en als handelsgewas te dienen. Een groot deel van deze monsters is bewaard en opgeslagen in dit economisch planten en zadenarchief. Circa 8000 glazen potten, zakjes en dozen uit meer dan 150 landen staan op te planken, gevuld met zaden, vruchten, wortels, bladeren, bloemen, basten en knollen, maar ook extracten, zoals vernis, zetmeel, latex, harsen, wassen, (essentiële) oliën en plantvezels als hout, papier en katoen.

Naast botanici, droegen handelsondernemingen, de overheid en particulieren bij aan de groei van de collectie van het archief. Het classificatiesysteem is dat van de wereldtentoonstellingen in Londen, Parijs en Amsterdam in de tweede helft van de 19e eeuw. Producten uit de koloniën werden er niet op taxonomie, maar naar gebruikscategorie gerubriceerd. Niet alleen handelsgewassen zijn in het archief te vinden, maar ook plantenrecepten om abortus te plegen, verboden koffieboontjes waar slaven zelf koffie van maakten en ‘nutteloze’ zaden die in amuletten van Afrika naar Suriname meegenomen zijn.

Wat mij vooral intrigeert is wat de data en collecties die in het archief opgenomen zijn vertegenwoordigen. Welk denksysteem ligt eraan ten grondslag? Het vertelt ons wat de WIC-, VOC-mensen en wetenschappers belangrijk vonden, maar in groter verband zegt het iets over hoe Nederland een wereldrijk werd en over de oorsprong van het hedendaagse kapitalisme.

De op handel gebaseerde beschrijvingen van planten en zaden en de classificatiesystemen in het archief van Naturalis zijn sterk beïnvloed door economische en politieke machtsstructuren. De zoektocht naar winstgevende gewassen, de economie van winning en exploitatie, heeft dan ook enkele zeer hardnekkige structuren achtergelaten. In mijn optiek kunnen de zaden en planten beschouwd worden als archieven op zichzelf die ons inzicht geven in historische blinde vlekken en collectieve trauma's.

Het economisch planten- en zadenarchief van Naturalis is een voorbeeld van een verschuiving in het denken die momenteel plaatsvindt. Van denken in termen van ontdekkingsreizen, zeehelden, wereldrijk, ‘Nederlandse handelsgeest’ en economische belangen, naar imperialisme als onderdeel van een mondiaal kapitalistisch systeem dat de grootschalige uitbuiting van mensen, dieren, planten en grondstoffen tot gevolg heeft gehad. Dit archief is onderdeel van ons collectieve geheugen en heeft als zodanig bijgedragen aan ‘normalisering’ van onze koloniale manier van denken.

Daarom wilde ik de zaden en planten uit de economische context halen en de andere verhalen vertellen die ook aan de gewassen verbonden zijn. Ieder plantje en zaadje vertelt een eigen en uniek verhaal over de koloniale tijd. Door zaden en planten uit het archief te ontdoen van hun economische label en ze in een nieuwe context te plaatsen kunnen verborgen geschiedenisverhalen worden verbeeld.

Een onderdeel van mijn kunstproject vormt de installatie Blaka Aleisi. Deze rijstkorrel vestigt de aandacht op de geschiedenis van West-Afrikaanse gezinnen die als slaven gedeporteerd werden naar Suriname. De vrouwen vlochten deze rijst in hun haar en droegen op deze manier hun geschiedenis met zich mee. Het DNA van deze rijstsoort is door middel van wetenschappelijk onderzoek rechtstreeks te herleiden naar plekken in Ghana waar deze rijst nog voorkomt.

Hoogleraar bio-etnografie Tinde van Andel heeft de korrel opgespoord in Suriname. De rijst wordt nog gebruikt in Marrongemeenschappen, de Marrons zijn nakomelingen van gevluchte slaven die in het binnenland van Suriname leven. Zij gaf mij enkele rijstkorrels die ik kon opkweken als metafoor voor het doorgeven en letterlijk tot bloei brengen van geschiedenisverhalen die niet beschreven zijn.

De gevluchte Marrons waren in staat te overleven in de jungle door de rijst die zij hadden meegenomen in hun haar. Ook door onder andere cassave en katoen te kweken, maar de rijst heeft een belangrijke bijdrage geleverd. Suriname en Afrika liggen ongeveer op dezelfde breedtegraad, waardoor de rijstsoorten konden overleven.

De Marrons verbouwen de rijst nog steeds, waaronder de zwarte ‘Blaka Aleisi’. Andere rijstsoorten zijn Sapali, Milly en Paransa, van deze soorten is de herkomst nog niet officieel vastgesteld. De rijstsoorten zijn vernoemd naar de vrouwen die de rijst meebrachten en wordt tegenwoordig weinig meer gebruikt voor consumptie. Zowel in Suriname als in Afrika wordt de rijst vooral gebruikt als een soort relikwie, voor rituelen voor voorouderverering en spirituele kruidenbaden.

Voor het project Specimens heb ik de rijst die ik gekregen had, gekiemd en opgekweekt. Blaka Aleisi bestaat uit een enorm portret dat de rijstkorrel in al zijn glorie, bijzonderheid en uniekheid laat zien. De plant die groeide uit het zaad, staat als metafoor voor de geschiedenis. De geschiedenis wordt zichtbaar en komt tot bloei. Dit proces heb ik gefotografeerd, ook maakte ik foto’s van de installatie.

Ik heb gekeken naar de korrel, de aar, de gepelde rijst en hoe de rijst wordt opgekweekt, maar ook naar de taal van het archief, met bijschrijvingen. Vanaf de opkomst van de fotografie in de 19e eeuw kregen mensen letterlijk een beeld van de botanie in de koloniën. Zo kon de kennis ook verspreid worden, deze beeldtaal heb ik bestudeerd. Het was lastig een vorm te vinden waarbij ik refereerde aan de verschillende elementen. Door lagen aan te brengen vond ik de vorm die ik zocht.   

Van het kiemproces maakte ik 30 foto’s, deze heb ik op elkaar geprojecteerd in een lichtbak waardoor het beeld uit verschillende lagen bestaat. Dit is een verwijzing naar de gelaagdheid van de geschiedenis. Bij de installatie hoort een orale overlevering van de Marrons die de verhalen van hun voorouders over de rijst doorverteld hebben en een archiefdoosje met daarin vier verschillende rijstsoorten die naar de vrouwen genoemd zijn die de rijst in hun haar meegenomen zouden hebben.

Door de rijstkorrel met een speciale camera te fotograferen lukte het mij deze enorm te vergroten. Door het grote formaat toon ik de indrukwekkende geschiedenis die in een klein zaadje verscholen kan zitten. De rijst stond voor een nieuw begin, voor een nieuw leven voor de slaven. Bovendien zit in het DNA van het zaadje de hele geschiedenis verborgen. De foto’s heb ik geprint op rijstpapier, wat het verhaal versterkt. Ik kijk naar wat het is, vanaf dat punt ga ik experimenteren. Uiteindelijk is de installatie het kunstwerk, alle onderdelen bij elkaar. De basis is het verhaal.

De foto’s zijn in een gelimiteerde oplage van vijf afgedrukt. Een galerie in Den Haag en twee galerieën in België zijn geïnteresseerd de installatie te exposeren. Uiteindelijk bestaat de installatie uit zeven elementen, geprint in een oplage van 5 exemplaren.

Tijdens mijn studie ging mijn belangstelling vooral uit naar ideeëngeschiedenis. We keken naar onze manier van denken over geschiedenis en de manier waarop wij deze interpreteren. Deze interesse is ontstaan in mijn jeugd. Op jonge leeftijd verhuisde ik met mijn ouders van Rotterdam naar Slikkerveer in Ridderkerk, een klein gereformeerd dijkdorp. Ik woonde vlakbij de Molukse wijk, de kinderen die daar woonden zaten bij mij in de klas. In 1977 werd een trein gekaapt door Molukkers, deze kaping werd sterk veroordeeld. De kapers werden gezien als terroristen, maar de kinderen in mijn klas zagen ze als ‘vrijheidsstrijders’.

Ik begreep als kind weinig van wat zich afspeelde, wat was nou de waarheid? De beelden van de trein die wekenlang in een weiland stond, het geweld dat gebruikt werd bij de bevrijding van de gegijzelden en het met kogels doorzeefde treinstel maakten enorme indruk op mij. Deze beelden zijn altijd op mijn netvlies blijven hangen. Daardoor ben ik ervan overtuigd dat beeldtaal ontzettend belangrijk is als je iets wilt vertellen. In dit geval waren de beelden gelijk, maar de manier waarop naar de kaping werd gekeken verschilde totaal.

Pas toen ik over de kaping ging lezen, realiseerde ik mij dat de boosheid van de jongeren een reden had, er ging een geschiedenis aan vooraf. De Molukkers vochten voor het Nederlandse leger de KNIL tegen de Indonesiërs. Toen de oorlog in 1950 verloren was, werden 4000 militairen met hun gezin naar Nederland gezonden. Het ging in totaal om 12.500 Molukkers. Deze mensen waren in de veronderstelling dat zij terug zouden keren naar de Republiek der Zuid-Molukken, maar Indonesië erkende deze niet. In Nederland bleken de militairen ontslagen te zijn. Zij werden min of meer aan hun lot overgelaten en verbleven onder erbarmelijke omstandigheden zo’n 20 jaar lang in voormalig concentratiekampen Vught en Westerbork. Zij zochten jarenlang naar een manier om gehoord te worden.

Ik heb altijd al interesse gehad in planten en zaden, er heeft een versimpeling plaatsgevonden van rassen, dat is mijns inziens ook onderdeel van de reden waarom het nu qua ecologie mis dreigt te gaan. Er is veel rassenveredeling geweest om een zo hoog mogelijke productie van de planten en zaden te verkrijgen. De onachtzaamheid waarop met planten en zaden omgegaan werd, is een metafoor voor de onachtzaamheid waarop ook met mensen omgegaan werd. Met alles feitelijk. Het gaat voor mij om die onachtzaamheid denk ik. Er komt nu noodgedwongen een omslag in het denken, daardoor vind ik het interessant om te bekijken hoe het zo ver gekomen is. Wat is er gebeurd?

Lange tijd werden nootmuskaat en foelie voornamelijk gekweekt op de Molukken. Nederlanders moordden de volledige bevolking van de Banda Eilanden uit om het monopolie te verkrijgen op de bloeiende handel in het gebied. Nederland claimde het alleenrecht op de plantages en heeft dit ook jarenlang behouden. De West-Europeanen voelden zich min of meer verheven boven de rest van de wereld en binnen het christendom werden daar dan weer allerlei excuses voor bedacht. Het zou niet erg zijn omdat deze mensen toch meer dieren waren dan mensen, dat soort ideeën.

Er zit een enorm oordeel in, maar het is hoe het destijds gegaan is. Ook is het interessant hoe de processen doorwerken in deze tijd. Een oordeel over de wereld kan veranderen als je weet hoe de geschiedenis in elkaar zit. Nu ga ik onderzoek doen naar foelie en rubber. In het archief van Naturalis kwam ik een foto tegen van golfballen, hierin blijkt rubber verwerkt te zijn. Ik realiseerde mij dat veel industrieën de producten uit het archief gebruiken als grondstof, alles is verbonden met elkaar. Het rubber is ooit ergens gevonden, nu verdienen wij geld aan dit product.   

In het archief van Naturalis vind je ook cocaïne terug. In de 20e eeuw kregen wij door cocaine voet aan de grond in China. In het jaar 1900 werd een cocaïnefabriek geopend in Nederland, hier werd tot begin van de jaren zestig volledig legaal cocaïne, heroïne, morfine en novacaïne geproduceerd. In de 19e eeuw was Groot-Brittannië begonnen met de smokkel van opium naar China, wat de opiumoorlogen tot gevolg heeft gehad. In China waren veel mensen verslaafd, dit maakte dat het exporteren van drugs naar dit land een grote bron van inkomsten opleverde voor Nederland. Maar de economie in China heeft door de problemen jarenlang stilgestaan. Ook is het weer de schakel naar de drugsproblematiek waar wij nu mee te maken hebben. Er is zoveel geschiedenis waar wij geen idee van hebben, vaak ligt de bron in de koloniale handel.

Niet alle 8000 producten die in het archief van Naturalis te vinden zijn kan ik onderzoeken, maar ik wil er wel voorbeelden uithalen. Door het menselijke verhaal aan het economische aspect te verbinden wil ik aantonen dat de geschiedenis niet enkelvoudig is, maar gelaagd. De bedoeling is dat een typologie ontstaat. Als eindresultaat wil ik een boek maken over het project. Een extra laag in het project en onderdeel van het concept is om het gehele eindproduct terug te plaatsen in een archiefdoos bij Naturalis. Daarmee geeft ik verhalen en verdieping terug ter aanvulling op de economisch typering, zodat toekomstige generaties een interpretatie kunnen vinden van de manier waarop er nu tegen cultureel erfgoed en de koloniale periode aangekeken wordt.

Vaak kom ik op een punt dat het ongemakkelijk is. Dat zijn vervelende momenten, dan vraag ik mij af waarom ik dit wil doen. Maar het kan niet anders, het leidt allemaal ergens naartoe waar ik wil komen. Pas op het moment dat er erkenning is van wat gebeurd is, je niet alleen luistert naar elkaars verhaal maar dit ook daadwerkelijk hoort, ontstaat er een common ground. Het doet er wel degelijk toe, je kunt er niet omheen. Wat vroeger gebeurd is, heeft medebepaald waar wij nu zijn.

Zoals Haruki Murakami zei: If you only read the books that everyone else is reading, you can only think the way everyone else is thinking. Ook kunstfilosofe Susan Sonntag omschreef het treffend; Er bestaat geen collectieve herinnering. Er zijn mensen die vertellen wat er gebeurd is. Het beeld dat er vervolgens bij geplaatst wordt is wat op jouw netvlies en in jouw geheugen blijft hangen. Beeld is bepalend voor hoe je naar zaken kijkt.

 

Marlies Lageweg
marlieslageweg@gmail.com
www.marlieslageweg.com